Zonder cultuur is het dood in de pot


Door Bert Middel

Er valt te twisten over wat wel en wat niet onder cultuur verstaan moet worden. Cultuur kan breed worden opgevat als alle uitingsvormen van menselijk handelen. Cultuur kan ook smaller worden geïnterpreteerd als uitgingen van allerlei kunstvormen. Hoe dan ook, mét cultuur kun je alle kanten uit. Maar zonder cultuur is het helemaal niks. Wat de laatste tijd opvalt is dat discussies over cultuur in feite gaan over het al dan niet van overheidswege subsidiëren van allerlei vormen van kunst. Zo lijkt het vooral om geld te gaan en niet om de kunsten zelf. Waarmee meteen wordt gesuggereerd dat iets geen 'echte' cultuur kan zijn als het niet gesubsidieerd wordt. Maar gelukkig zijn er allerlei commerciële en amateuristische kunstuitingen, waar geen cent subsidie aan te pas komt en waar wel degelijk sprake is van cultuur. Dit neemt niet weg dat overheid en samenleving de morele plicht hebben om cultuur te ondersteunen. Niet alleen de gevestigde cultuur, maar ook de alternatieve. Niet alleen de cultuur van de blanke middenklasse, maar ook die van nieuwe Nederlanders, van streekcultuur en van de avant garde. Nederland loopt internationaal nog steeds voorop als het om dans en architectuur gaat, maar de andere kunstvormen kunnen nog wel wat steun gebruiken. Zoals popmuziek, literatuur, beeldende kunst en theater. Wat de popmuziek betreft is het al jaren behelpen. In de literatuur heeft ons land ook dit jaar weer niet - en nog nooit - de Nobelprijs gekregen. De helden van onze nationale beeldende kunst zijn al vele jaren wijlen en echt grote acteurs zijn hier ook al niet zoveel. Alleen met enkele symfonieorkesten timmeren we internationaal aan de weg en dat is het dan wel. De overheid moet dus namens ons allen de cultuur ondersteunen, maar zich vooral niet met de inhoud ervan bemoeien. Landen waarin dat wel gebeurt zijn doorgaans niet al te fris. Aan de andere kant kan het wel een taak van de overheid zijn om een voortrekkersrol te vervullen. Ik wil me niet mengen in de discussie over het Fries Museum, Zaailand en Leeuwarden, want dat is vooral een zaak van de Ljouwerters zelf. Maar toch heb ik steeds in mijn achterhoofd dat in die andere stad in het Noorden, Groningen dus, nooit een fantastisch museum van Mendini was gekomen, als niet een paar stadsbestuurders hun nek hadden durven uitsteken. Ze werden aanvankelijk weggehoond en uitgelachen, maar inmiddels is dit gelukkig wel anders. Ik denk dat ook burgemeester Geert Dales en museumdirecteur Cees van 't Veen dit voorbeeld kennen. Zelf heb ik de vorige maand in Friesland binnen één etmaal twee tegengestelde ervaringen met cultuur opgedaan. Met vrouw en vrienden bezocht ik het Iepenloftspul in de notaristuin in Jorwert. We zagen de Friestalige musical , Cabaret, opgevoerd door enthousiaste amateurs, een beetje gesponsord maar niet gesubsidieerd. Zelden heb ik zoiets sprankelends gezien. Natuurlijk, er ging hier en daar wel wat mis. Maar daartegenover stond het fenomenale optreden van een kleine hoofdrolspeler, die de sterren van de hemel danste, zong en speelde: Rienk Nicolai, de seremoanjemaster. De avond daarop was ik met mijn jongste zoon in een volle Harmonie in Leeuwarden, bij de jubileumuitvoering van het Friestalige Tryater. Ik ben al jaren een fan van dit Friestalige gezelschap, dat terecht gesubsidieerd wordt. Dit vooral omdat zij groot en klein weet te verenigen. De professionele acteurs zijn niet te beroerd om in allerlei dorpshuizen in alle uithoeken van de provincie te spelen. Tegelijkertijd schromen zij evenmin om megaproducties te verzorgen, zoals enkele jaren geleden het meesterlijke 'Kening Lear' in het paardencentrum in Drachten. Tegelijkertijd rijden ze met een uitgebouwde theaterbus door 's lands dreven om zoveel mogelijk schoolkinderen te bereiken. Kortom, Tryater mag er zijn. En wat mij betreft blijven ook. Mijn verbazing was dan ook groot dat ter gelegenheid van het veertigjarig jubileum de banale klucht 'Lytse Fugel' werd opgevoerd. Natuurlijk valt over goede smaak niet te twisten, maar dit was een strategische misser van de eerste orde. Met de subsidieverschaffers van rijk en provincie en tal van culturele hotemetoten in de zaal, daalde Tryater af naar het niveau van John Lantings Theater van de lach. Misschien wilde men zo een nieuw publiek bereiken, maar in de pauze had ik het wel bekeken. Jammer dat Frieslands beste zangeres, Nynke Laverman, haar talenten niet in een betere productie tentoon kon spreiden. Maar goed, ik ga me niet bemoeien met het beleid van culturele instellingen. Maar dit betekent niet dat ik er geen mening over mag hebben.




Leeuwarder Courant - 2005-10-15