Een telefoontje
Door Bonne Stienstra
Ze waren er op voorbereid, dat er na afloop van It feest, het iepenloftspul van Jorwert, reacties zouden komen van wat andere aard dan normaal. ‘It Feest’ – naar het Deense toneelstuk en latere film ‘Festen’ – heeft dan ook een ongewoon thema. Tijdens een familiediner komen de duistere kanten van de vader naar buiten. Er is sprake van seksueel misbruik.
Het staat vast, volgens regisseur Tjerk Kooistra, dat 10 procent van de mensen ooit is misbruikt. Er zitten bij elke voorstelling van It Feest zo’n vijfhonderd toeschouwers. ,,Dus rekkenje mar út’’, zegt Kooistra, ,,dan sitte der alle jûnen fyftich minsken mei sa’n ferline.’’ En het is waar, It Feest grijpt veel toeschouwers bij de keel. Er wordt op de tribune soms gehuild, in ieder geval een traan weggeslikt. Na afloop merken spelers en regisseur, dat het stuk vrijwel niemand onberoerd heeft gelaten.
Wiepkje Castelein, die de rol van moeder speelt, wordt soms omhelsd door vrouwen, die ze amper kent. Of ze kent ze wel en ze zeggen : ,,Ik hoech net tsjin dy te sizzen dat ik it moai fûn. Dat silst wol faker heard ha. ‘’ Maar in de omhelzing ligt het compliment en de invoeling. Raar is dat eigenlijk, denkt Kooistra.
,,Dat minsken it poadium en wurklikheid noch even net skiede kinne, net skiede wolle.’’ Hij herinnert zich van jaren geleden hoe een van de spelers in ‘De Brulloft’, het theaterstuk van Reboelje, na afloop in de toiletruimte in elkaar geslagen, omdat hij zo’n onsympathieke rol speelde. Daar heeft hij het met Douwe de Bildt, die de rol van incestieuze vader speelt , over gehad.
De Bildt heeft gelukkig nog niet al te veel negatieve reacties gehad. Maar alles beter na afloop van een voorstelling dan geen reactie. Of zoals Tryater-acteur Jan Arendz al eens zei: ,,As se dy nei ôfrin op it skouder slaan en freegje hoe’t it thús is, dan wist it wol.’’ Zelf liep Tjerk Kooistra laatst door Leeuwarden toen een hem onbekende man z’n hand tegen de zijkant van de schouder drukte, hem even aankeek en doorliep. Maar wat hem echt raakte, was het telefoontje dat hij op een vroege woensdagmorgen kreeg. Hij werd gebeld door een vrouw. Ze wilde niet zeggen wie ze was, ze wou hem en de spelers van ‘It Feest’ bedanken. Ze hadden de avond ervoor de voorstelling gezien, zij en haar man.
Kooistra: ,,Se sei dat har man oars noait sa happich wie om de doar út te gean, mar dit kear woed er graach nei Jorwert. Se sei: ‘Hy hat op de tribune neist my sitten te gûlen. En doe’t wy thús kamen, hat er har it hiele ferhaal dien. No begryp ik better, folle better, dat er is wa’t er is.’’’ Meer zei de vrouw niet en Kooistra vergat vragen te stellen. Hij was overrompeld door de impact die ‘It Feest’ op deze vrouw en vooral haar man had. Na het telefoontje besprongen hem de vragen en hij bedacht zelf de antwoorden. Hij schreef het op en nam het papier mee naar de voorstelling van die avond.Kooistra: ,,Der is elke kear in momint, dan rop ik de spilers byelkoar, dan neam ik de puntjes dêr´t om tocht
wurde moat, dan sette we mekoar op skerp. Dy kear ha ´k foarlêzen wat ik dy deis skreaun hie neý´t dy frou my
belle hie. It wie deastil yn de tinte, wylst it korps spile.
De spilers wiene allegearre rekke.´ Het was geen psychologische truc, zegt Kooistra,het was alleen maar om te zorgen dat het spel ook nu weer uit het hart kwam. En dat kwam het. Na afloop hoorden hij spelers tegen elkaar zeggen: ,,Ik tocht de hiele tiid oan dy frou.´ Die avond speelden ze ‘It Feest’, zoals het nog nooit hadden gespeeld. Voor die anonieme
vrouw en haar man.
Bonne.stienstra@leeuwardercourant.nl